De Leidse pers vijftig jaar geleden, toen nog vijf kranten dagelijks over de Sleutelstad schreven. Daarover vertelde Jan Leune woensdag 9 oktober 2019 tijdens een bijeenkomst van de historische vereniging Oud Leiden in de Burgerzaal van het Stadhuis.
Hieronder de letterlijke tekst van Leune na de introductie en woorden van welkom door achtereenvolgens Emil Broesterhuizen van de HVOL en wethouder Marleen Damen van de gemeente Leiden.
Dank je wel Emil Broesterhuizen,
dank u wel wethouder Damen,
Goedenavond dames en heren.
Ik ben dus de zojuist aangekondigde Jan, geboren en getogen Leidenaar, zoon van een melkboer uit de Kooi. Geen misverstand: melkboer Leune was getrouwd met mijn moeder.
Ik raakte verzeild in de journalistiek in de zomer van 1966 nadat ik van de kweekschool was gestuurd met een 1 voor muziek. Dat leidde tot een buitengewoon boeiend leven. Wanneer u over mij persoonlijk meer wilt weten dan kunt u na afloop of thuis even kijken op de internetsite https://janleune.blogspot.com/ Het gaat hier tenslotte niet over mezelf, maar over de kranten uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.
Voordat ik in ga op het onderwerp van vanavond eerst een vraag aan u. Mag ik vingers zien?
Wie las thuis de socialistische krant Het Vrije Volk?
Wie het liberale dagblad Het Vaderland?
Wie de protestants-christelijke Nieuwe Leidse Courant?
Wie de katholieke Leidse Courant?
Wie het onafhankelijke Leidsch Dagblad?
Het verdwijnen van vier van deze vijf kranten heeft niets te maken met de komst van nieuwe media als internet. Dat bestond immers in de jaren zeventig, tachtig en negentig niet. Het heeft wel te maken met de samenhang van drie factoren:
1. de ontzuiling, waardoor abonnees afscheid namen van wat ooit hun lijfblad was;
2. de te lage dekkingsgraad (het percentage huishoudens dat geabonneerd is op een krant in een verspreidingsgebied), waardoor adverteerders steeds vaker voor de krant met de hoogste dekking kozen; en
3. de noodzakelijke schaalvergroting om dure investeringen als nieuwe persen en informatietechnologie te kunnen bekostigen.
Tot halverwege de jaren zestig kon een krant als de Leidse Courant met een oplage tussen 10 en 15.000 exemplaren nog zelfstandig bestaan.
Twintig jaar later kon het Leidsch dagblad, met inmiddels een oplage van 50.000 exemplaren, het niet meer zelfstandig rooien.
En dertig jaar later redden regionale kranten als de Haagsche Courant met meer dan 100.000 exemplaren het niet meer zelfstandig.
Het gevolg is dat Leiden zoals vrijwel alle grote steden in ons land een zogeheten onepapercity is geworden. Dat is niet goed voor onze democratische samenleving, want politici en bestuurders worden daardoor nog in te beperkte mate kritisch gevolgd. Waakhond de pers is sterk verzwakt. Dat laat zich vooral plaatselijk en regionaal sterk voelen.
Op het scherm ziet u nu achtereenvolgens de voorpagina’s van deze vijf kranten van vandaag precies vijftig jaar geleden, 9 oktober 1969.
Het Leidse Dagblad had indertijd een dagelijkse oplage van afgerond 30.000 exemplaren, de Nieuwe Leidse Courant: 14.000, de Leidse Courant iets minder 13.000, de Leidse editie van Het Vrije Volk 2500 en die van het Vaderland van 2.000. De precieze aantal ziet u op het scherm.
Let wel: deze kranten hadden in deze regio (Cebucogebied 31) aanzienlijk meer abonnees en lezers dan in de stad Leiden, behalve dan Het Vrije Volk. Het Leidsch Dagblad en de Leidse Courant hadden daarom drie edities, één voor stad Leiden en zijn randgemeenten, één voor de Duin- en Bollenstreek en één voor de Rijn- en Veenstreek.
De Telegraaf was overigens in dit gebied met krap 16.000 exemplaren de tweede krant. Daarvan 5500 in de stad Leiden.
Het is misschien vanaf de plaats waar u zit moeilijk te zien, maar één aspect hebben ze gemeen:
Er staat geen of slechts 'n enkel bericht uit Leiden of omgeving op deze voorpagina’s.
Ondanks het gegeven dat alle vijf de kranten hun bestaansrecht voornamelijk aan de plaatselijk en regionale berichtgeving ontleenden.
In de praktijk was dat plaatselijke en regionale nieuws van ondergeschikt belang, al werd dat nimmer openlijk uitgesproken.
Dat laatste gold ook de hiërarchie op de redacties.
Beginnende journalisten begonnen vrijwel zonder uitzondering op de stads- of regioredactie of op de sportredactie. Al naar gelang hun talenten, inzet en kruiwagens schoven ze door naar de binnenland- en /of buitenlandredactie, de kunst- of economieredactie.
Een van mijn eerste opdrachten was verslag te doen van een vergadering van de katholieke vrouwenbond. Beginnende journalisten van andere kranten zaten bij vergaderingen van respectievelijk protestantse vrouwen, liberale vrouwen, rooie vrouwen en academisch gevormde kranten. En dat allemaal voor pakweg 75 gulden per week. Dat was overigens voor een leerling-journalist best goed betaald. Luttele jaren daarvoor zond de VARA "85 gulden schoon uit", een door Pier Tania gemaakt „portret van een arbeidersgezin in welvarend Nederland”.
Er was ook een hiërarchie tussen kranten.
In Leiden stond het Leidsch Dagblad als krant met de meeste abonnees en lezers (en dus meeste redacteuren) uiteraard het hoogst in de pikorde. Daarna volgden de Leidse Courant, de Nieuwe Leidse Courant, Het Vaderland en Het Vrije Volk.
Tal van collega’s maakten een overstap van de ene Leidse krant naar de andere. Om vervolgens carrière te maken bij landelijke kranten of andere media: opinieweekbladen, radio en televisie.
Het is altijd een beetje hachelijk om namen te noemen. Ik zal toch enkele voorbeelden noemen van bekende collega’s die van krant wisselden.
John Kroon kwam van dagblad voor Rijn en Gouwe, ging naar de Leidse Courant, vervolgens naar de Nieuwe Leidse Courant en het Leidsch Dagblad om zijn carrière te beëindigen als adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad.
Er zijn enkele tientallen journalisten die zowel voor de Leidse Courant of Nieuwe Leidse Courant en het Leidsch Dagblad hebben gewerkt. Twee van hen drongen daar zelfs door tot de hoofdredactie: Ton van Brussel en Henk van der Post.
Om een paar andere hotshots te noemen: Alexander Munninghoff die zijn carrière bij de Leidse Courant begon, werd alom bekend en gerespecteerd correspondent in Moskou voor diverse media en bestseller-auteur van De Stamhouder. Wie heeft dat boek niet gelezen?
LC-redacteur Marcel Gelauff werd hoofdredacteur van het NOS Journaal.
Niekjan van Kesteren, ook bij de Leidse Courant begonnen, werd directeur van VNONCW en daarmee een van de invloedrijkste mannen van het land. Thans zit hij in de Eerste Kamer voor het CDA.
De nu bijna tachtigjarige oud-huisarts Har Meijer begon zijn schrijverscarrière als tennismedewerker van de Leidse Courant. Nu heeft hij nog steeds wekelijks een veelgelezen column in het Leidsch Dagblad. Dat verdient een applaus, dunkt me.
‘Onze’ Ton van Brussel (katholiek van huis-uit, thans doopsgezind), werkte voor weekblad Elsevier en voor de omroep VARA. Ideologisch gezien is er in ons medialandschap nauwelijks een grotere tegenstelling.
Het zal u in dat kader waarschijnlijk niet verbazen dat ik veel gehoorde opmerkingen over de “overheersend linkse pers in ons land” afdoe als kletspraat. De grootste dag- en weekbladen in ons land staan al tig jaren rechts in het politieke spectrum. Bij de audiovisuele media (radio en tv) is dat niet anders. Journalisten nemen vrijwel zonder uitzondering de politieke kleur aan van het medium waarvoor zij werken. Niet privé, maar wel ambachtelijk.
Zonder daarmee te ontkennen dat de Leidse kranten in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw grotendeels werden volgeschreven door twintigers en dertigers die afscheid hadden genomen van het geloof en de behoudende politieke oriëntatie van hun abonnees. En ik sluit zeker ook niet uit dat de studentenrevolte in mei ’68 in Parijs door werkte in de pen waarmee redacteuren hun aantekeningen maakten van de Leidse raadsvergaderingen.
Alle vijf kranten met Leids nieuws hebben een rijke historie, die ik onmogelijk in een tijdsbestek van een half uur kan doornemen. Ik beperk me daarom voornamelijk tot de jaren zestig en zeventig.
In de jaren zestig deden de eerste vrouwen hun intrede op de redacties in Leiden. Ada Goudsmit bij het Leidsch Dagblad, Heleen van Brussel (de oudere zus van Ton) bij de Leidse Courant en Ronny Vink bij de Nieuwe Leidse Courant.
Ada Goudsmit werd ontslagen nadat ze een relatie was aangegaan met een van de redacteuren. Dat gaf natuurlijk veel gedoe.
Heleen van Brussel won als 23-jarige de prestigieuze Blankensteinprijs voor de beste wetenschappelijk bijdrage (over academische ziekenhuizen) en schreef later opiniërende artikelen voor de regionale krant De Gelderlander in Nijmegen, het weekblad voor vrouwen Margriet, weekblad Elsevier en NRC Handelsblad. Ze schreef voorts elf boeken.
Ronny Vink ging van de Nieuwe Leide Courant naar het Leidsch Dagblad en maakte naam als activistisch redacteur van Klik, maandblad voor medewerkers in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap.
De tig jaren daarna “overspoelden hordes vrouwen” de Leidse redacties. Ik citeer hier Ruud Paauw, de adjunct-hoofdredacteur van het Leidsch Dagblad. Bij ‘mijn’ Leidse Courant traden in de pakweg 25 jaren na Heleen van Brussel dertien dames in dienst.
Ja, ook zij kwamen van tijd in de kroeg. Het journalistencafé in Leiden was jarenlang De Kruik aan de Haarlemmerstraat. Journalisten van diverse kranten troffen elkaar daar meestal op vrijdagmiddag. Ook de Rode Leeuw aan het Noordeinde, de Spijkerbak aan de Langebrug en Café Aniba op de hoek van de Herenstraat en Witte Singel waren bekende pleisterplaatsen.
De redactie van de editie Leiden van Het Vrije Volk was gevestigd aan de Steenstraat nummer 12, in een pand van de Arbeiderspers, waar ook boeken werden verkocht, met name de veelgelezen AP-omnibussen, waarin meerdere boeken van populaire schrijvers als Simon Carmiggelt, Annie M. G. Schmidt en vele andere werden gebundeld.
De editie Leiden was een van de 44 edities van het Het Vrije Volk. In de officiële geschiedschrijving van de krant wordt er geen regel aan besteed. Ik weet daarom niet precies in welk jaar de Leidse editie begon en in welk jaar eindigde.
In het boek “De val van de Rode Burcht” van Ursula den Tex, oud-redacteur van Vrij Nederland, staat welgeteld één keer het woord Leiden. In een brief van de hoofdredacteur aan de plaatselijk redacties, waarin hij schrijft aan welke verenigingen, organisaties en instellingen geen aandacht mocht worden besteed. Het ging veelal om ‘subversieve’ elementen die een link hadden met communistische of pacifistische partijen.
Van die Leidse editie is overigens heel weinig terug te vinden. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en bij het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam vond ik een paar leggers. Tevergeefs heb ik gezocht naar artikelen van Wout Woltz, Ben Bunders, Feike Salverda en Henk Lichtenveldt.
Woltz ging naar het Handelsblad, werd na de fusie met NRC hoofdredacteur van NRC Handelsblad, Bunders werd als directeur van Polygram een van de machtigste bazen van de platenwereld. Salverda maakte vooral naam als onderzoekjournalist voor de VPRO. Hij mag gerust het boegbeeld van de Nederlandse onderzoekjournalistiek worden genoemd. Hij bracht gegevens boven water met betrekking tot de ABP-affaire die uiteindelijk leidde tot de parlementaire enquête naar bouwsubsidies. Ook maakte hij naam over de relatie tussen het familiebedrijf van Ruud Lubbers (Hollandia Kloos) en Koeweit. Samen met Lex Runderkamp schreef hij het geruchtmakende boek “De elite zwijgt, een onderzoek naar het vermogen van Nederlanders”. Over zijn Leidse periode is echter geen regel terug te vinden.
Nou moet daarbij worden vermeld dat in die tijd artikelen niet of zelden werden ondertekend. Dat gebeurde in de regel alleen bij kunstrecensies. Vandaar dat de naam van muziekcriticus Van Veen geregeld opdook bij mijn speurtocht. Dat gold ook voor enkele columns over de Leidse politiek van een zekere Joop. Kennelijk onder het mom dat kameraden elkaar allemaal kennen bij de voornaam.
Joop bleek Joop Peeters te zijn, een freelance journalist uit Voorschoten die me eens vertelde dat hij voor een artikel wel acht blauwtjes legde. Hij schreef niet alleen voor De Voorschoter en de Leidse kranten, maar ook voor die in Den Haag.
Henk Lichtenveldt is, zover ik weet, de enige van de Leidse collega’s van Het Vrije Volk die nog leeft. Onlangs vertelde bij me dat hij als negentienjarige op de redactie in Amsterdam van de ook buiten het HVV vermaarde redactiechef Age Scheffer te horen kreeg dat hij met onmiddellijk ingang was overgeplaatst naar Leiden. Of hij daar maar stante pede een kamer wilde gaan zoeken.
Lichtenveldt vond er een aan het Noordeinde, in een pand naast het huis van VVD-politicus Frits Portheine en te midden van corpsstudenten die hun convertibles, hun cabrioletten, hun open sportwagens nog gewoon voor de deur op de stoep parkeerden. Dat milieu dus.
Dat nam niet wege dat Lichtenveldt ’s avonds aanschoof bij vergaderingen van de plaatselijke PvdA en zijn gemeenteraadsverslag zonder enige gêne aan wethouder Cees Piena liet lezen voordat hij het naar de redactie in Amsterdam stuurde.
Deze kop zal Lichtenveldt niet zelf hebben gemaakt. Ik zei het met andere woorden al eerder: plaatselijke journalistiek is best lastig. Een correspondent buitenland die de naam van een minister uit een ver buitenland verkeerd spelt, krijgt daarover meestal geen verwijten. Wee de Leidse journalist die wethouder Van Delft abusievelijk Van Gouda noemt.
Lichtenveldt kan zich uit die tijd verder weinig herinneren. Hij schreef later een boek over Olympische zwemkampioene Ada Kok, werd directeur van RTV Oost, werkte voor actualiteitenrubrieken op tv, werd hoofdredacteur-directeur van het Algemeen Nederlands Persbureau en had uiteindelijk zijn eigen pr-bureau In Den Haag, in welke hoedanigheid hij o.a. leden van het Koninklijk Huis adviseerde.
Het Vaderland bestond in 1969 exact honderd jaar.
Ter gelegenheid daarvan werd een bijlage van 100 pagina’s uitgegeven (hier de voorpagina) met onder meer een verhaal van Beer van Mourik, de in Leiden gestationeerde redacteur.
Van Mourik schreef gewoonlijk voornamelijk over de onderwerpen die min of meer gerelateerd waren aan de universiteit of het academisch ziekenhuis.
Hij had ooit een groot verhaal over de eerste stamceltransplantatie in het AZL. De redactie in Den Haag bracht zijn wereldprimeur terug tot welgeteld tien regels ver weg in een hoekje op een binnenpagina.
Van de Leidse editie van Het Vaderland is overigens geen exemplaar meer terug te vinden, in het Koninklijk Archief in Den Haag, noch in de archieven van Erfgoed Leiden, noch bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, waar het voormalig Persmuseum is ondergebracht.
Dat het de Leidse editie van Het Vaderland heeft bestaan blijk uit onder meer uit dit krantenbericht uit de Leidse Courant, waarin staat dat leggers met de volledige jaargang werden aangeboden. Navraag bij Erfgoed Leiden leerde dat die leggers niet zijn bewaard, maar zijn verknipt. Dat wil zeggen: dat alleen van belang geachte artikelen over Leiden zijn bewaard. In totaal zo’n duizend, niet gedigitaliseerd maar keurig in envelopjes. Van Beer van Mourik minder dan tien!
Het Vaderland was een liberale krant. De (freelance-)opvolgers van Beer van Mourik, respectievelijk Fred Volmer (later voorlichter bij de Gemeente Leiden) en Willem Scheer waren lid van de Pacifistisch Socialistische Partij. Geen lezer zal dat ooit gemerkt hebben.
Het Leidsch Dagblad en de Leidse Courant waren lange tijd complete uitgeverijen met onder meer zelfstandige redacties, advertentie- en abonnementenafdelingen, zetterijen, drukpersen en transport- en bezorgapparaat.
De in 1920 opgerichte Nieuwe Leidse Courant daarentegen was van begin af aan een kopblad. De krant vormde met De Rotterdammer, de Nieuwe Haagse Courant en het Dordts Dagblad de zogeheten Kwartetbladen. Ze werden ook wel de Diemerbladen genoemd. Naar de gelijknamige familie, die vanaf de oprichting posities innam in het commissariaat, de directie en de hoofdredactie.
De Kwartetbladen waren keurige protestants-christelijke kranten zonder een overtogen woord, aanvankelijk ook zonder zondagsport, later met, hetgeen mede de ondergang inleidde want tal van lezers bliefden dat niet vanwege de ontheiliging van de zondag.
In Leiden was alleen de redactie voor plaatselijk en regionaal nieuws (inclusief sport en kunst) gevestigd, in de jaren zestig en zeventig onder leiding van de befaamde Simon de Groot. De redactie zetelde in het pand naast de bioscoop Lido aan de Steenstraat. De groene neonletters op de gevel trokken veel aandacht.
In de concurrentiestrijd tegen het Leidsch Dagblad wisselden de Leidse Courant en de Nieuwe Leidse Courant enkele jaren kopij uit. Het mocht niet baten. In 1975 gingen de Kwartetbladen, dus ook de Nieuwe Leidse Courant, op in dagblad Trouw.
Het Leidsch Dagblad nam Simon de Groot in dienst en gaf hem een aparte rubriek, waarin aandacht werd besteed aan ‘Geestelijk Leven’; een handige zet want daarmee maakte deze krant zich aantrekkelijker voor protestants christelijke lezers.
Om misverstanden uit te sluiten: de Leidse Courant heeft helemaal niets van doen met de Gazette de Leyde, de Franstalige krant van Johan Luzac die eind achttiende eeuw begin negentiende eeuw abonnees had over een groot deel van de wereld en doorging voor de beste krant van Europa. Ook niet met de Leidse Courant van de Leidse drukker La Lau later in de eerste helft van de negentiende eeuw.
De LC waarvoor ik lange tijd werkte werd pas in 1909 opgericht voor het katholieke bevolkingsdeel in deze regio, nadat paus en bisschoppen direct dan wel indirect daarop hadden aangedrongen. De aandelen waren veelal in bezit van pastoors in de regio.
Het katholieke karakter van de krant verwaterde bij het begin van de ontzuiling van ons land halverwege de jaren zestig. In 1969, enkele jaren na de overname door het gelijkgezinde Haagse dagblad Het Binnenhof, verdween het woord ‘katholiek’ uit de onderkop, maar omdat de abonnees en lezers wel min of meer die achtergrond hadden wordt de krant tot de dag van vandaag katholiek genoemd en zelfs ten onrechte met ‘sch’ geschreven. Het zij zo.
Je hebt doofpotten en doofpotten. Jarenlang heb ik er op een bij de Leidse Courant gezeten zonder er iets vanaf te weten.
Het zit zo. Op dinsdagavond 19 juni 1963 werd er in het pand van de Leidse Courant aan de Papengracht brand gesticht. Op wel vier plaatsen. Ook de drukkerij werd getroffen. Concullega Leidsch Dagblad bood de Leidse Courant plaats aan op zijn pers, waardoor de krant er de volgende dag groots mee kon uitpakken op de voorpagina.
Alle volgende dagen, weken, maanden, jaren stond er echter geen woord meer over in de Leidse Courant. In 1966 trad ik in dienst bij de krant en ook toen en in de jaren daarna heeft geen collega of iemand anders me ooit over de brand verteld.
Tot begin dit jaar. Toen zei Ruud Paauw tegen me: Je gaat toch zeker wel iets zeggen over de brand. Welke brand?, vroeg ik. ‘Dat moet je zelf maar uitzoeken’, antwoordde Ruud of iets van gelijke strekking.
Zo gezegd, zo gedaan. Wat bleek? De brand bleek gesticht door een journalist van de Leidse Courant, sportredacteur Ad van Egmond. Andere kranten schreven daar betrekkelijk summier over: dat de man was opgepakt, dat hij ook op andere plekken in de stad brand had gesticht, onder meer in de brievenbus van het Leidsch Dagblad en dat hij uiteindelijk in oktober van dat jaar na een eis van acht maanden door de Officier van Justitie door de rechtbank in Den Haag veroordeeld werd tot één jaar gevangenisstraf.
Geen woord over de achtergronden van de brandstichting. En in de Leidse Courant helemaal niets, noppes, nada, niente. De politiearchieven uit die tijd zijn nog gesloten. De volgende feiten heb ik boven water gekregen na een ‘biecht’ van collega Henk Heruer.
Hij en Ad van Egmond, zijn ‘leermeester’, hadden die avond deels doorgebracht in Café Aniba op de hoek van de Witte Singel en Herenstraat. Henk moest tegen sluitingstijd nog naar de krant om te telex te scheuren. Ad bood aan hem te brengen achterop zijn bromfiets. Na op de redactie te zijn aangekomen begon Henk aan zijn karweitje op de redactie en verdween Ad naar achteren, waar andere afdelingen huisden. Toen hij weer terugkwam bood hij Henk aan hem naar zijn ouderlijk huis aan de Haagweg te brengen. Henk sloeg het aanbod af en ging lopen.
De volgende dag werd hij van zijn bed gelicht door de politie en drong tot hem door wat Ad op de krant en elders in de stad had gedaan. Heruer had prompt spijt als haren op zijn hoofd dat hij niet al maanden daarvoor had gemeld dat Van Egmond brand had gesticht in het archief op de zolder van het pand, nadat hij daar had gelezen over de Duits gezinde artikelen in de LC tijdens de oorlogsjaren. ‘Alles moet in de fik’, had Van Egmond geroepen. Heruer had de eerste vlammetjes snel uitgetrapt. En hoorde daarna dat Van Egmond een bloedhekel had aan de Duitsers en iedereen die met de moffen had geheuld. De reden: aan het begin van de oorlog was zijn ouderlijk huis in Veenendaal (in de buurt van de Grebbeberg) plat gebombardeerd. Kleine Ad was fysiek tamelijk ongeschonden onder de puinhopen vandaan gehaald, had kennelijk wel een trauma opgelopen, die jaren later de Leidse Courant bijna fataal werd. Een mooi verhaal voor de krant, zou je zeggen, maar nee: die zweeg er over. Mogelijk uit mededogen met Ad van Egmond, maar ik sluit ook niet uit dat anders de eigen ‘doodzonden’ tijdens de bezettingstijd weer aan de orde zouden komen. De Leidse Courant kreeg immers een verschijningsverbod tot 6 mei 1946. De krant verklaarde het hele gebeuren in elk geval voor taboe. Dat is nu, met terugwerkende kracht, alsnog doorbroken.
Het Leidsch Dagblad werd in 1860 opgericht door Albertus Willem Sijthoff. Hij was ook een van de initiatiefnemers van Het Vaderland (in 1869) en het Rotterdamsch Nieuwsblad (in 1878). Zijn zoon Albert richtte de Haagsche Courant (1883).
Als gevolg van vererving via de vrouwelijke lijn kwam het Leidsch Dagblad in de 20e eeuw het bezit van de familie De Koster. Die familie was overigens ook eigenaar waren de Leidse meelfabriek De Sleutels op de hoek van de Oosterkerkstraat en de Zijlsingel.
De Haagsche Courant bleef in rechte mannelijke lijn in bezit van de nazaten van Albert Sijthoff. Die namen in 1971 Het Binnenhof en de Leidse Courant over en in 1975 Drukkerij Graficus, waardoor ze ook in het bezit kwamen van weekblad De Bollenstreek.
Het boterde weliswaar niet helemaal in de familie, maar ze maakte wel gebiedsafspraken: Haagsche Courant en Leidsch Dagblad zouden niet in elkaars verspreidingsgebied penetreren.
Daar kwam een einde aan toen De Koster in 1979 het Leidsch Dagblad verkocht aan Damiate, uitgeverij van onder meer het Haarlems Dagblad
De directie van Sijthoff Pers begon prompt een Leidse editie van de Haagsche Courant, ondank het feit dat ze daar al sinds 1971 de Leidse Courant had. Er werd een redactie opgetuigd aan de Apothekersdijk. In het voormalige pand van de van de heer Lina overgenomen Leidse Post aan de Apothekersdijk, plusminus 100 meter van de redactie van de Leidse Courant dat enkele jaren daarvoor was verhuisd van het Kort Rapenburg naar het voormalige kantoor en woonhuis van notaris Karstens aan dezelfde dijk.
Vanaf dat moment had Leiden dus weer drie kranten die over de stad berichtten. Dat duurde slechts twee jaar, want de Leidse editie van de Haagsche Courant werd een grote flop. Bij aanvang had de editie in Leiden plm. 200 abonnees. Daar was in 1981 geen abonnee bij gekomen.
Bazen bepalen meestal de sfeer op de werkvloer. Bij redacties is dat niet anders. Het Leidsch Dagblad telde in de jaren zestig en zeventig (toen nog gevestigd in het karakteristieke gebouw van Dudok aan de Witte Singel) drie hoofdredacteuren.
Opmerkelijk was dat geen van hen geboren of getogen Leidenaar was, al kenden ze de stad van haver tot gort. Dat gold zeker voor Jopie Brouwer, die er meer dan 40 jaar werkte. Rob Soetenhorst brak in 1968 geheel conform de tijdgeest bij het Leidsch Dagblad de luiken open, nadat Brouwer er meer dan 20 jaar de scepter had gezwaaid. Soetenhorst werd in 1972 opgevolgd door Han Mulder, die bleef tot in 1980. Hij was de eerste hoofdredacteur van het Leidsch Dagblad met een roomse achtergrond. Hij begon ooit zijn carrière bij dagblad Het Binnenhof. Twaalf jaar eerder was Lex Bruinhof, die na de Leidse Courant naam had gemaakt als parlementaire redacteur in Den Haag, vanwege diezelfde ‘paapse’ achtergrond nog afgewezen door het Leidsch Dagblad.
Moet een journalist nieuws brengen dat tegen het belang van zijn lezers ingaat? Voor die vraag stonden Ruud Paauw en enkele andere collega’s in deze stad toen de gemeente Leiden in 1967 op het punt stond het eigendom van de Leidse Duinwater Maatschappij te delen met andere gemeenten in de regio. Voordat het zover was probeerde een kongsi van bestuurders, wethouders en raadsleden heimelijk circa tien miljoen gulden uit de kas van de LDM aan te wenden voor de bouw van een zwembad in Leiden. De boogde toepasselijk naam was: De Welzijnsbron.
De journalisten die daarvan op de hoogte waren besloten in onderling overleg en onder druk van de kongsi er niet over te schrijven met als motief dat de armlastig gemeente anders geen geld had voor een zwembad. Ik hoorde daarvan net nadat ik was teruggekeerd bij de Leidse Courant na een tweejarig dienstverband bij Het Vaderland in Den Haag. Ik besloot wel te publiceren. Wat Leiden beoogde te doen was immers illegaal. Het ging bovendien ten koste van de regio, waar het merendeel van onze lezers woonde. Het leidde politiek tot veel gedoe. De Volkskrant interviewde mij erover.
Nepnieuws is van alle tijden. In de jaren ‘60 en ‘70 was dat echter heel onschuldig. In de scheepvaartberichten stonden soms vertrek- en aankomstdata van niet bestaande schepen. Journalisten die fakenamen in die berichten frommelden wisselden zo informatie uit met vrienden of familieleden. Bij sportuitslagen stonden af en toe sportuitslagen van meisjes- of vrouwenteams. Sportredacteuren probeerden zo indruk te maken bij de meisjes op wie ze een oogje hadden.
Ik schaam me nog steeds voor een faut pas in de jaren zeventig. Er werd toen een vierling geboren in het Academisch Ziekenhuis in Leiden. We kregen een foto van een van de baby’s. Door die op vier verschillende manieren af te drukken leek het net of we ze alle vier in de krant hadden.
Gevoel van gene kan ik ook niet onderdrukken bij het terugzien van koppen zoals deze na de moord van een meisje in het Leidse Hout.
Het nepnieuws beperkte zich verder louter tot de 1-aprilgrappen, waaraan politici en bestuurders soms ijverig meededen of zelfs zelf verspreiden, zoals deze grap over een fusie van Leiden met omliggende plaatsen. Nu is het nog steeds niet zover.
Het wordt hoog tijd dit verhaal af te sluiten.
Het heeft weliswaar maar indirect te maken met de Leidse Courant en het Leidsch Dagblad, maar ik vind het te aardig om achter te houden.
U herinnert zich ongetwijfeld het politiek gedoe eerder dit jaar over het voornemen van het kabinet Rutte om de dividendbelasting af te schaffen. In de jaren tachtig speelde iets dergelijks. Niet met dividend maar met de WIR, de Wet Investerings Rekening.
Sijthoff Pers kreeg in die jaren tachtig in ruim 97,3 miljoen gulden WIR-premie. In de jaarverslagen van die tijd staat het met één regel vermeld, zonder toelichting. Kennelijk moest het zo min mogelijk aandacht krijgen.
In 1988 werd de WIR afgeschaft omdat er ‘oneigenlijk gebruik van werd gemaakt’. Ik heb nergens kunnen terugvinden wat dat ‘oneigenlijk’ in de praktijk betekende. Follow The Money bestond indertijd helaas nog niet.
Sijthoff Pers kreeg ook nog eens 13,3 miljoen gulden van het Bedrijfsfonds voor de Pers voor het in stand houden van de pluriforme pers, lees: Het Binnenhof en de Leidse Courant. Dan te bedanken dat Sijthoff Pers beide kranten in 1971 kocht voor 3,1 miljoen gulden.
In totaal kreeg Sijthoff Pers ruim 110 miljoen gulden rijkssubsidie!
Sijthoff Pers verkocht de Leidse Courant, de Leidse Post en het Weekblad voor de Bollenstreek in 1992 aan het LD voor 9,23 miljoen gulden, peanuts vergeleken met de cadeautjes van de rijksoverheid in de jaren daarvoor.
Tot slot.
Hoe moet het verder met het Leidsch dagblad?
Het forum praat er straks over. Ik geef graag een voorzet.
Van vrienden en bekenden weet ik dat lang niet iedereen is blij met het overvloedige van de Telegraaf afkomstige nieuws in het eerste katern van het Leidsch Dagblad.
Een klein deel van de lezers is ook geabonneerd op de Amsterdamse krant en krijgt het dus dubbel. Een ander deel is er niet van gecharmeerd om ideologische redenen.
Ik ben ervan overtuigd dat MEDE daardoor de oplage van de krant de afgelopen twintig jaar is gehalveerd. Van 50.000 in de jaren tachtig en negentig, tot minder dan 25.000 nu.
Mij voorstel is: geef het Leidsch Dagblad uit in een katern met louter nieuws uit Leiden en omstreken en geef de abonnees en losse nummerkopers er naar keuze de Telegraaf of NRC Handelsblad bij.
Alle drie de kranten zijn eigendom van de Belgische krantenconcern Mediahuis.
Gevolg van deze formule is dat de oplage van de drie kranten stijgt, de advertentie-inkomsten navenant.
Wanneer dochtermaatschappij Holland media Combinatie dat ook doet met de Gooi en Eemlander, het Haarlems Dagblad en de Noordhollands Dagblad dan kan de dure centrale redactie in Amsterdam worden afgebouwd.
Dus meer inkomsten, veel minder uitgaven en tevreden lezers. Wat wil een uitgever nog meer?
Wilt u mijn verhaal in 'n iets uitgebreidere vorm nog eens lezen?
Ga dan naar:
https://janleune.blogspot.com/
Dank voor uw aandacht.